top of page
3 onderbroeken 02.PNG
1e pagina - een half jaar met drie onderbroeken.png
inhoudsopgave - een half jaar met drie onderbroeken.png

Proloog

 

Het is middag wanneer ik de postbode weg zie rijden. “Misschien zit het er nu tussen?”, zeg ik tegen Lian. “Ja, wie weet. We wachten al zo lang.” Al dagen zijn we erg benieuwd naar een antwoord. Onze brievenbus staat aan de straatkant. Ik trek een jas aan, ga naar buiten, wandel er naartoe en doe het klepje open. Er zit een brief in. Ik haal hem er uit en draai hem om. Een groot logo staat op de linker bovenhoek. Het bericht komt uit Canada.

Ongeduldig haal ik de brief uit de envelop, vouw hem open en begin te lezen. Mijn ogen beginnen te glinsteren en van binnen begin ik te juichen. Ja, eindelijk! De laatste is ook binnen! Snel ben ik weer terug in huis. “Eeeuh, Lian?”, zeg ik.  Ze kijkt op vanachter haar naaiwerk. Ze is de rugzak aan het repareren en ziet mijn grijns. Met een hand houd ik de brief achter mijn rug verborgen en ik zeg:

“Amerikaans visum voor een half jaar, check.
Pacific Crest Trail permit, check.
California back country fire permit, check.
Search & Rescue PLB zender permit, check.

Ennnnnn…. Het speciale visum om vanuit de Verenigde Staten via de bergen Canada in te mogen… CHECK!!! Alle permits en visa zijn binnen!”

Ik trek de brief achter mijn rug vandaan en laat hem haar zien. De grijns op haar gezicht is nu minstens zo groot als die van mij. Ze staat gelijk op, pakt de brief uit mijn handen en begint direct te lezen. “Jaaa!!! We kunnen gaan!!”, zegt ze en met de brief in haar hand omhelst ze me en geeft me een zoen.

Dit was de laatste vergunning waar we op zaten te wachten. De voorbereiding op de Pacific Crest Trail had toch wel wat meer aandacht nodig dan de meeste tochten die we gelopen hebben. Er waren zoveel puzzelstukjes die we op moesten lossen. Het was extra lastig, omdat we niet wisten hoe de puzzel er uit ging zien. Wat zit er allemaal in deze puzzel? Welke stukjes zijn dat dan?

Met haar armen nog steeds rond mijn nek kijkt ze mij weer aan. “Weet je nog, anderhalf jaar geleden, toen we besloten hadden om deze tocht te doen. We wisten niet wat er allemaal bij kwam kijken. Mijn hoofd zat vol met vragen. En nu…… nu is alles klaar. Het is zover. We kunnen gaan!” Ze zucht een beetje, alsof er een last van haar schouders valt. Niet zo gek eigenlijk. In het begin zat ons hoofd vol met allerlei vragen. Alsof het een onneembare berg was. 

Maar zoals altijd lijkt een berg alleen maar groot, als je onderaan de voet staat. Niets is onmogelijk. Met dat in gedachten besloten we om ons hoofd niet op hol te laten slaan. In expeditie stijl verdeelden we het geheel in hoofdgroepen. Routeplanning, voedselbevoorrading, de woestijn met zijn hitte en gebrek aan water, het hooggebergte met zijn sneeuw en kou. Welke materialen zijn dan handig en welke laten we thuis? Maar ook: wat zijn de financiële consequenties? Zoals onze hypotheek, de kosten die we tijdens de wandeling maken, onbetaald verlof nemen en dus geen inkomen meer hebben? Welke mogelijke risico’s lopen we en hoe kunnen we die wegnemen of verminderen? Wat als ons iets overkomt? Moeten we ons testament herzien? Zoveel vragen.

Nu ik er aan terug denk; training was ook zo’n ding. Hoe kun je het beste je lichaam en geest voorbereiden op zo’n ultra lange wandeltocht? Het afgelopen jaar hebben we daarom al meer dan 1100 trainingskilometers gemaakt. En de laatste maanden deden we overdag gewichtszakjes om onze enkels om hellingen te simuleren. We dachten goed bezig te zijn.
Maar teveel trainen is ook niet goed.

Het was de laatste weken een warrige, gespannen tijd. De spieren aan de binnenkant van mijn knie zijn overbelast geraakt en er zit vochtophoping in de knieholte die op de pezen drukt. Dit is niet iets waar we zo vlak voor het vertrek op zitten te wachten. Het ging juist lekker. En nu dit. Mijn been zit van onder tot boven in de zwarte tapes. Met een somber gezicht kijk ik er naar. Ik baal er van en maak me zorgen. We zijn net terug van een trainingsweekend in de Eifel. Maar na drie uur wandelen kreeg ik weer steken in de knieholte. We zijn maar gestopt en terug gegaan. Ik kon niet meer wandelen.

Lian ziet mijn gezichtsuitdrukking en kijkt me bezorgd aan. “Hoe gaat het met je knie?” Ik weet het niet. Nu voel ik niets. Maar ja, er staat ook geen druk op. “Morgen moet ik weer naar de fysio. Ik zal het wel horen.” Ze wil er verder over praten, maar ik kap het netjes af. Na al die voorbereiding… Misschien val ik straks op de PCT na een dag al uit en kan ik weer naar huis. Ik wil er niet aan denken. 

De fysio geeft mij een nieuw wandelschema. Een minder hoog tempo en na een uur een rustpauze nemen om bepaalde stretch oefeningen te doen. Lian krijgt nu les van hem in het aanleggen van bepaalde tapes op het been. Morgen vertrekken we op onze laatste grote trainingssessie. Tien dagen wandelen op La Gomera, een droog en warm vulkaaneiland in de buurt van Tenerife. Dus veel klimmen en dalen. We willen daar alvast wennen aan het wandelen in de warmte. Over een maand starten we immers in een woestijngebied. Deze training is tevens onze laatste materiaal check. Dus wat we nu meenemen gaat ook echt mee op de tocht. Spannend allemaal. We zijn benieuwd of het allemaal gaat lukken.

Op de kleine keukenweegschaal voor me ligt een hoopje zwarte stof. Het zijn mijn nieuwe onderbroeken en ze lijken wel vitrage. We wegen letterlijk alles om het totaalgewicht van de bepakking onder de acht kilo te krijgen en deze onderbroeken zijn weer 70 gram lichter dan de drie die ik eerst mee wilde nemen. “Denk je dat ze het gaan houden?”, zeg ik tegen Lian. “Het zijn sportonderbroeken. Dat zal toch wel?”, antwoordt ze. Het komt er een beetje vertwijfeld uit. Helemaal zeker ben ik er ook niet van. Er zitten in ieder geval genoeg verluchtingsgaatjes in om geen zweetbillen te krijgen. 
Ik ben benieuwd…

 

woestijn.png
map Southern California - Pacific Crest Trail  - copyright friendlyhiker.com

Hoofdstuk 1 van Woestijn: Waar beginnen we aan…

Het is D-Day. 15 april en super gemotiveerd staan we in het zuiden van Californië. Klaar om aan ons 4600 kilometer lange avontuur dwars door de Verenigde Staten te beginnen. Een half jaar wandelen door wildernis en afgelegen natuurgebieden. Dat is niet mis. Zeker omdat volgens de statistiek maar twintig procent van de deelnemers het einde haalt.

Nog een beetje onwennig kijken we naar het monument: een aantal witte palen met het logo van de Pacific Crest National Scenic Trail er op. Ja, het is echt. We staan er. Het gaat beginnen. Met een vage blik van ongeloof zien we achter ons de met prikkeldraad omlijste metalen muur, die Mexico van de Verenigde Staten scheidt. Voor ons zien we alleen maar dor, droog en grijsbruin landschap met daarin harde struikjes en cactussen. Wat een droogte! Lian krijgt kriebels in haar buik. Waar moeten we hier water gaan vinden? Is die acht liter in de rugzak wel genoeg tot de volgende waterput of koeiendrinkbak? Wat gaan we allemaal voor avonturen beleven in die 41 nationale parken en wildernisgebieden? Geen idee. Het gaat nu allemaal ineens zo snel. Een andere hiker, zo noemen ze rugzakwandelaars hier, maakt nog even een startfoto van ons. Lian en ik geven elkaar een zoen, raken de grensmuur even aan en nemen de eerste stappen. We gaan nu daadwerkelijk starten!

Het starten geeft ons een vreemd gevoel. Het is een beetje onwerkelijk. Niet zo verwonderlijk eigenlijk want als we terug kijken naar de afgelopen dagen. Pfff… Na de zware training op La Gomera, die overigens goed ging, zouden we de laatste week voor vertrek bewust kalm aan doen. We hadden gedacht dat we lekker konden rusten, het werk achter ons laten en nog wat kleine puntjes op de i zetten voor de start van de reis. Alles was immers al meer dan een jaar, in expeditie stijl, tot in de puntjes voorbereid. Maar het ging echter anders waardoor de spanning alleen maar groter werd. Zoals op de dag voor vertrek…

“Nee, hè! Dat kan ik nu echt niet hebben!” Lian kijkt me strak aan. Als ogen konden doden… Ze wijst naar haar rugzak en ja hoor: wederom is er een scheurtje bij de titanium lasnaad zichtbaar. Pfff… nu dat weer. “En nu? Morgenochtend vertrekken we en ik ga echt niet met een zware reserve rugzak sjouwen! Echt niet!” We dragen superlichte enigszins experimentele rugzakken. Die vertonen nog wat kinderziekten. We hadden dit probleem namelijk al eens eerder ervaren tijdens een trainingsweek. “Het is al laat”, zeg ik een beetje beduusd en gefrustreerd. “Ik weet niet of ik de lasser die ons vorige keer geholpen heeft nog kan bereiken.” Vol spanning pak ik de telefoon en begin het nummer op te zoeken. De telefoon gaat over. Het lijkt uren te duren, maar er wordt opgenomen! Ik leg hem de situatie uit en ondanks dat zijn zaak nu gesloten is, maakt hij tijd voor ons vrij. Ik stap in de auto, rij naar hem toe en diezelfde avond, om 19.00 uur, repareert hij haar rugzak en verstevigt die van mij voor de zekerheid. Fantastisch! Gerrit, super bedankt nog!!!

Onze vrienden Melissa en Nils brengen ons de volgende ochtend naar de luchthaven en na veertien uur vliegen zijn we in San Diego. We verblijven twee dagen bij Scout en Frodo, zeer aardige PCT-vrijwilligers die Trail Angels genoemd worden. En nee; het zijn niet hun echte namen. Op dit soort lange paden krijg je op een gegeven moment een bijnaam van de andere hikers. Onze stop in San Diego bestaat vooral uit regelwerk, zoals boodschappen doen en voedselpakketten maken. Deze sturen we naar verschillende locaties in wildernisgebieden, waar we geen voedsel kunnen kopen. Bijvoorbeeld naar Trail Angels die in de buurt van het pad wonen of benzine stations en postkantoren van ieniemienie dorpjes. ‘In de buurt’ is overigens erg relatief. Soms moet je wel een dag van de route weg wandelen om daarna met je nieuwe bevoorradingspakket weer dezelfde route terug te gaan.

Bij Scout en Frodo worden we aangesproken door een jonge, sportief uitziende vrouw. “Hoi, ik ben Happy Feet. Hoorde je dat net? Gisteren moest er al iemand terug keren, omdat ze gebeten was door een ratelslang!” Verbaasd krab ik wat aan mijn oor. Eeuuh… hebben we wel een soort antigif mee? Niet echt. We vragen wat rond en andere hikers die we daar ontmoeten en uit de VS komen, stellen ons gerust. Zij nemen nooit iets mee. “Als ze je bijten, heb je gewoon pech. ‘Tough luck’. Meestal gaan mensen niet direct dood, maar bij een paar soorten wel. Er is sowieso nergens een ziekenhuis te bekennen en wanneer de helikopter komt, is het vaak toch te laat.”
Oké dan… Was dit een geruststelling? Wij zijn wildernisgidsen, gespecialiseerd in de noordelijke regio’s. Beren enzovoorts. Ja, die snappen we. Daar hebben we ervaring mee. Maar wandelen in woestijngebieden tussen de slangen, giftige spinnen en schorpioenen is voor ons een eerste keer. Ondanks onze dertig jaar ervaring in de wildernis voelen we ons nu toch echt wel even broekies.

En daar gaan we dan. Scout en Frodo waren zo aardig om ons naar het begin van de trail te brengen. De startfoto is genomen, de eerste stappen worden gezet. Acht liter water in de rugzak en voedsel voor zes dagen. Het basisgewicht van onze volledige uitrusting is maar zeven kilo. Met al dat extra water en voedsel zit het nu tegen de achttien kilo aan. Maar daar hadden we voor getraind. Dus goedgemutst wandelen we de eerste dag door een landschap dat zich het beste laat omschrijven als een maanlandschap afgewisseld met groen gras, gele bloemen en naaldbomen waar cactussen tegenaan groeien. Heel apart. Het is lente en…. alles staat in bloei! 

De onzekerheid van de start maakt al erg snel plaats voor verwondering bij ieder ding dat we zien, ruiken en horen. De cactussen staan in bloei, vlinders vliegen overal en ze genieten van de nectar. Hagedissen die voor je voeten weg rennen, een agave die met een mooie bloemknop erg hoog groeit of de geur van verse dennenappels die door de zon opengaan. 
Maar ook de superheldere nachten, waarbij we constant het melkwegstelsel zien, verwonderen ons. Of de prachtige, gekleurde vogels die we niet kennen. Gelukkig is daar een app voor. We kijken dan ook regelmatig in onze natuur- en sterrengidsen op de telefoon. Nee, we hebben geen haast. We lopen bewust nog maar vijfentwintig kilometer per dag om in het ritme te komen en aan de warmte te wennen. We hebben dus tijd genoeg om lekker om ons heen te kijken en te genieten van al het moois dat we op onze weg tegenkomen. Wie had ooit gedacht dat een woestijngebied in het voorjaar zo ontzettend mooi kon zijn!

Let’s do this!

 

Een hoofdstuk uit Grote hoogte: Redding in de sneeuw

Op de randen na is het meer bevroren. Het enige geluid dat we horen is het zachte gekraak van de kleine ijsschotsen die tegen elkaar schuren. Het is eerder een zacht rinkelend geluid. We wandelen dichterbij en zien de kleine rechtopstaande kristallen die het veroorzaken. Als kleine pieken rijzen ze uit het meer omhoog. Het geeft ons het gevoel dat we in Antarctica of Spitsbergen beland zijn en niet in de Sierra Nevada. 

Een zuchtje wind blaast een hoopje verse sneeuw in kringetjes omhoog. Verder is het stil, muisstil. De afgelopen dagen heeft het veel gesneeuwd. Bijna iedere avond, rond een uur of drie, pakten de wolken zich samen. Om twee uur later alles los te laten. Meestal zien we het op tijd aankomen en konden we op tijd ons kamp opzetten. Maar soms, zoals tijdens de beklimming van de Mather Pass, komt het onhandig uit. 

Grijze wolken pakken zich samen en er is nergens beschutting te bekennen. “Bang!!” De harde, diepdonkere knal van de donder schalt over de stenige vlakte. De bliksem is nog niet te zien. Voor ons, in de verte, is een soort grote halve kom van bergen. Het geluid wordt erdoor versterkt, alsof het uit een toeter komt. Het heeft een nietig makend effect. Alsof je naakt, zonder spullen, in een onmetelijk landschap staat. We zijn alleen. Er is verder niemand te bekennen in dit grote open landschap. Bovenin de kom zien we de pas liggen. Lian stopt, staart er naar en vraagt: “Zullen we doorgaan en de pas nemen? Of toch proberen om ergens een noodonderkomen te maken?” Dikke vlokken sneeuw dalen naar beneden en blijven plakken op mijn broek. “Hmmm... Over anderhalf uur zijn we over de pas en wie weet hoe besneeuwd hij er morgen bij zal liggen...” Een beetje bedenkelijk komen deze woorden uit mijn mond. Het is verstandiger om hier ergens bivak te maken. Maar we zitten al hoog en er is nergens beschutting. “Beng!!!” Vanuit het niets is daar weer een harde knal. Als een kanonschot gaat hij dwars door ons heen. We schrikken er van. Het zicht wordt langzaam minder. Het maakt ons alerter.

“Dit is niet echt een plek om ons tentje op te zetten. Als dit uitbreidt naar een storm dan worden we hier aan flarden geblazen.” Ik pauzeer en kijk om me heen. “Ik zie ook nergens een sneeuwwal of een greppel.” De afgelopen dagen hadden we die mogelijkheden wel gezien. Maar op deze vlakte staat flinke wind. Lian kijkt mee, haar ogen volgen de grond. “De sneeuw is ook te dun om een walletje te scheppen”, concludeert ze. Ze pakt de kaart en kijkt er op. “Aan de andere kant van de pas zijn veel geulen. Het gaat daar ook steiler naar beneden. En nog wat lager zijn bomen. Misschien kunnen we daar iets vinden?” Ik kijk haar aan en knik instemmend. We besluiten om door te gaan. Echt lekker voelt het niet, maar hier blijven is ook geen optie. 

We bereiken al snel de voet van de klim en gaan gestaag omhoog richting de pas. De wind neemt toe. KNAL!! Deze is snoeihard en vlak naast ons. Is dit echt wel slim? We zien de eerste bliksemschichten. Het valt ons nu pas op wat een aparte dieproze met grijze tinten deze wolken hebben gekregen. Mijn donsmuts zit onder de sneeuw. Door de warmte van mijn hoofd begint het te smelten. Het dons wordt nat. Waarom denk ik daar niet eerder aan, Pipo. Ik doe de kap van mijn regenjas er overheen. En maar goed ook. We zijn nog niet halverwege de beklimming en de sneeuwbuien barsten nu echt los. Van een storm is nog niet echt sprake, maar de sneeuw vliegt wel horizontaal tegen onze gezichten. Ik twijfel nog steeds aan de beslissing. De pas is niet meer te zien. “Wat denk jij. Terug gaan?”, vraag ik. Lian draagt onze hoogtemeter. Ze kijkt er op, schudt daarna met haar hoofd. “Nee, als de hoogte klopt dan kunnen we er over een half uurtje zijn.” Dat klinkt goed. En met onze regenjassen tot spleetjes dichtgetrokken beklimmen we langzaam de laatste meters. 

Snel gaan we over de pas en inderdaad: het gaat hier steiler naar beneden. Alleen, hier ligt een dik pak sneeuw. Was het pad aan de andere kant nog enigszins zichtbaar, hier is het nergens te bekennen! We zetten de smartphone aan en starten de GPS app. Ultralicht wandelen is altijd balanceren tussen gewicht en echt noodzakelijk. Compromissen sluiten. Zouden we met een groep in de bergen zijn, dan hadden we ook andere spullen meegenomen. Zoals een goed professioneel GPS apparaat die zelfs in een dichtbegroeide kloof nog kan laten zien waar we zijn. Nu moeten we vertrouwen op de antenne en de chip van een telefoon… De app is bezig. De gedetailleerde kaart van dit traject wordt geladen. Er is nog geen signaal. We wachten en daar is het eindelijk. De rode pijl. Ook door deze dikke sneeuwwolken weet hij waar we zijn. Super! Scheelt ons weer een noodbivak maken in een of andere greppel. We vergelijken voor de zekerheid of wat hij aangeeft klopt met de vorming van het terrein. En dat is gelukkig zo.

We zien niet veel in deze sneeuw en met een GPS app hier doorheen wandelen blijkt niet echt goed te werken. “Ik vind dit helemaal niets”, zeg ik tegen Lian. “Hoe bedoel je?” Ze draait zich met haar rugzak naar de wind en komt naast me staan. “Ik mag dan misschien wel ‘Old School’ zijn, maar met kaart en kompas vind ik toch makkelijker de weg in deze omstandigheden. Ik vertrouw meer op de contouren van het terrein dan een pad dat ik niet zie.” Ze zegt nog niets en wacht af. “We doen het op de ouderwetse manier. Ik zet lijnen uit op de echte kaart en bepaal zo via waypoints een route door het terrein. Dat lukt niet lekker op deze app. Ik kan alleen maar een rode pijl volgen en zien of we wel of niet op het pad zijn. Dit schiet niet op. En de batterij gaat ook sneller leeg.” Lian snapt waar dit heen gaat en zegt: “Vooruit wandelen?” Ik knik, neem het coördinaat van de GPS over op de kaart en plot een handige koers door het terrein. We gaan naar de boomgrens, die door de dichte, vallende sneeuw nu nog nergens te zien is.

Mijn rechterarm is gestrekt. In mijn hand ligt het kompas en ik kijk er overheen, precies in de richting die het aangeeft. In de verte zie ik Lian. Met mijn armen geef ik aan welke kant ze op moet. Ze gaat wat opzij en als ze precies in lijn ligt met de kompaskoers maak ik een stopbeweging. Ik wandel naar haar toe en we herhalen het proces. Dit gaat niet erg snel, maar het geeft me in ieder geval een vertrouwd gevoel. Dit hebben we vaker gedaan en ik weet dat het werkt. 

“Wat zeg je?”, roept Lian vanuit de verte. Vanaf mijn kompas kijk ik omhoog. “Ik zeg niets!”, roep ik terug. Ze staat stil en luistert. Haar hoofd veert ineens omhoog. “Ik hoor iemand roepen!” Mijn arm zakt naar beneden. Roepen? Nu? In deze omstandigheden? Zal de wind wel zijn. Ik hoor niets. Ze wijst: “Het komt daar vandaan!” Met mijn voeten maak ik een groot kruis in de sneeuw in de hoop dat punt straks nog terug te kunnen vinden. Samen gaan we in de richting waar ze heen wijst. Nu hoor ik het ook; een vaag geroep. We kijken goed om ons heen en zien uiteindelijk in de verte een jonge vrouw de berg af rennen. Ze blijft maar roepen en roepen en komt recht op ons af. De angst is op haar gezicht te lezen als ze bij ons aankomt. De pupillen van haar ogen staan wijd open. “Wat ben ik blij jullie te zien!”, zegt ze. 

Ze is nat van de smeltende sneeuw en van het zweet. Haar open trailrunners zijn niet waterdicht waardoor ze drijfnatte voeten heeft. Ze heeft het behoorlijk koud. “Hoe heet je?”, vraagt Lian. “Sweetums”, antwoordt ze met een bleek gezicht. “Hoi, Sweetums. We hadden hier in deze omstandigheden niemand verwacht. Is alles oké?”, vraagt Lian, terwijl ze een arm om haar heen slaat. “Ik zoek jullie al een hele tijd! Ik ben alleen en het begon te bliksemen. Ik was bang om geraakt te worden en wist niet goed wat ik moest doen. Ik zag jullie sporen en ben als een gek gaan rennen om jullie in te halen.” In een sneltreinvaart komen haar woorden eruit. Ze haalt snel adem en gaat verder: “Maar na de pas ben ik de sporen kwijt geraakt. Ik kon het pad ook niet vinden en ben maar naar beneden gaan lopen. In de hoop jullie te vinden. Ik ben al een half uur aan het roepen.” 

Ze is duidelijk overstuur. Lian praat met haar en stelt haar gerust. Ondertussen heb ik het kompas er weer bij gepakt. Dat kruis ga ik toch niet terug vinden. Ik schiet een nieuwe, veel directere koers naar beneden. Ik wil haar hier zo snel mogelijk vandaan hebben. Gezamenlijk wandelen we naar beneden. Dit keer gewoon uit de losse pols met het kompas in mijn handen. Het is iets minder zuiver, maar wel veel sneller. 

Een uur later komen we aan bij de boomgrens. Al snel vinden we een aantal manshoge naaldbomen in een halve cirkel. Het sneeuwt nog steeds behoorlijk, maar de bomen breken de wind. Hier zetten we kamp op. Ze is doodmoe en we helpen haar met de tent. Ze is het toonbeeld van wat men een ‘ultralichte hiker’ noemt. Zo eentje die superlange afstanden maakt en puur minimalistisch op pad gaat. “Het is altijd zonnig in Californië. Ik heb daarom veel thuis gelaten”, vertelde ze onderweg. Een beetje naïef, denken wij. Warme zonnige vlakten en stranden hebben niets met bergen te maken. Bergen doen toch echt wat ze zelf willen. En daar hoort ook de mogelijkheid van sneeuw in de zomer bij. Zeker op deze hoogten. We zeggen dat maar niet, want dat voegt nu niets toe. 

Ze heeft het nog erg koud en kan niet warm worden in haar slaapzak. Een slaapzak maakt je niet warm, het houdt alleen je eigen warmte goed vast. Als je teveel bent afgekoeld of teveel verzwakt bent, kun je in een goede slaapzak nog steeds doodvriezen. Haar voeten zijn ijskoud. Ze had vanwege de gewichtsbesparing bewust geen kookspullen meegenomen en leeft voornamelijk op proteïne en muesli repen. Ze heeft nu niets bij zich om zich op te warmen. Ik kijk dit zo aan. Ze is uitgeput, verward, steenkoud en ze zakt steeds weg. Als ik dit zo laat gaan is ze morgen misschien verleden tijd. 

Met onze eigen kookspullen maak ik een warme kop chocomel voor haar. Dat worden er uiteindelijk drie. Ze voelt zich direct een stuk beter. Niet alleen haar lichaam wordt warmer, maar ook haar gemoedstoestand verandert. Lian en ik staan voor haar tent in de vallende sneeuw en houden haar aan de praat. Zij ligt nu heerlijk in haar steeds warmer wordende slaapzak. Ze begint om mijn flauwe grappen te lachen en valt geleidelijk in slaap. Ik wacht nog even tot ik goed haar regelmatige ademhaling hoor en ga dan gerustgesteld mijn eigen slaapzak in.

De volgende dag loopt ze met ons mee tot onder de sneeuwgrens. We nemen een lange pauze en drogen onze natte spullen. Ook de slaapzakken hangen we uit. Die zijn nu weer helemaal ‘fluffy’. Na de pauze voelt ze zich weer zeker van zichzelf. Met goede moed en een vrolijke glimlach op haar gezicht verlaat ze ons. Ze loopt duidelijk harder dan wij en we komen haar de rest van de reis niet meer tegen. Ik ben benieuwd of ze het heeft gehaald.

bottom of page